Bij de doorlaatsluis werd een jagende smelleken gezien. Deze valkensoort is de kleinste valk die wij kennen in Nederland. De techniek van jagen is, in tegenstelling tot de biddende torenvalk, snel en laag over de grond vliegen om zangvogels te pakken. De smelleken zit vaak op de grond, de meeste andere valken zitten meer op hogere uitkijkposten.
De koperwiek is een echte wintergast. Deze vogel is dan ook in deze tijd van het jaar goed te zien. De koperwiek valt, net als de bekende merel, onder de lijsters. De naam heeft hij te danken aan de dekveren van de vleugel, die hebben een roestrode, koperen kleur.
De matkop (foto) is een mees die graag in bossen leeft. Hoofdzakelijk zijn dit naaldbossen maar je vindt hem ook in loof- en gemengde bossen. De matkop en de glanskop zijn op het oog moeilijk uit elkaar te houden. Het belangrijkste verschil is de zang. Naast de zang heeft de matkop een ‘stierennek’ en zijn de wangen geheel wit.